13 principes voor kindvriendelijke woonprojecten

Deze principes zijn door Kind & Samenleving en Fris in het Landschap ontwikkeld in opdracht van Stad Brugge. Deze ‘Wegwijzer voor duurzame en kindvriendelijke woonprojecten en verkavelingen’ blijkt een goed instrument om meer kwaliteitsvolle en kindvriendelijke woonprojecten te realiseren.1

Ze kunnen meegegeven worden aan projectontwikkelaars bij grote woonprojecten en verkavelingen. Ook binnen een stedenbouwkundige verordening kan naar dit soort kwalitatieve richtlijnen verwezen worden. Ze zouden zelfs integraal deel kunnen uitmaken van een stedenbouwkundige verordening.

  1.  Het project wordt goed ingepast in de omgeving, in het bestaande publieke ruimtenetwerk en in het speelweefsel.
  2. Er is voldoende publieke ruimte, in verhouding tot de verwachte bevolkingsomvang.
  3. Grote ruimtes liggen centraal en worden geënt op bestaande structuurbepalende ruimtelijke elementen, die ook speel- of belevingspotentie hebben.
  4. Er wordt gekozen voor een autoluwe woonwijk en een doorgedreven toepassing van het STOP-principe.
  5. Woningen zijn zo veel mogelijk gericht naar de publieke ruimte.
  6. Er wordt expliciet nagedacht over het 'voorerf', de tussenzone van ca. 1 à 2 meter tussen woning en straat.
  7. Semi-openbare ruimtes, zoals een binnentuin, zijn niet volledig ingesloten door bebouwing. Er is minstens een brede corridor die de verbinding maakt met de openbare ruimte.
  8. Bij meergezinswoningen liggen woningen voor jonge gezinnen bij voorkeur niet hoger dan de 4de verdieping. Er is oogcontact mogelijk tussen de woongelegenheden en het publieke domein. Er is ook voldoende buitenruimte (terrassen, buitengalerijen...).
  9. Groen is meer dan 'kijkgroen', er is ook avontuurlijk, robuust 'gebruiksgroen'. Er zijn paadjes, gazon, en belevingsplekken: daarvoor worden erfgoed, reliëf, landschap en water gebruikt.
  10. Speelruimtes worden ingeplant op goed bereikbare plekken in het speelweefsel, bij voorkeur aan voorkanten van woningen.
  11. Speelruimtes zijn verweven met de publieke ruimte en gaan over in een plein, groene ruimte, een rustige straat…
  12. Speelruimtes hebben een goed basisontwerp, met een goede zonering en indeling ('actieve' en 'rustige' zones), met reliëf, groen, water, landschapselementen...
  13. Speelruimtes zijn voldoende uitgerust met speeltoestellen, aangepast aan de grootte van de verkaveling, aan de speelnoden van de wijk en de draagkracht van het terrein.