Het grote speelpleinonderzoek
Het speelpleinwerk is jeugdwerk in de beste traditie: jongeren, vanaf 15 jaar, vaak mét animatorenattest, organiseren en ondersteunen in de vakanties het spelen van kinderen.
Kind & Samenleving voerde een onderzoek uit naar het speelpleinwerk in Vlaanderen en Brussel, in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Overheid. We bereikten 316 speelpleinverantwoordelijken en 2010 animatoren uit 109 werkingen via een websurvey. En in elf uiteenlopende speelpleinwerkingen observeerden we van nabij hoe kinderen hun speelpleindag beleven.
Een speelplein dient… om te spelen
Op een speelpleinwerking wordt in de eerste plaats ‘gespeeld’: dat is ondubbelzinnig waar het speelplein voor dient, vinden kinderen, animatoren, en verantwoordelijken. Vrijheid en uitdaging zijn in dat spelen cruciaal. “We mogen hier doen wat we willen” en “het zijn hier leuke activiteiten”, zo typeren kinderen een werking waar ze enthousiast over zijn.
Toch is er geen sprake van één speelpleinmodel. Wat je precies mag verwachten van ‘het speelplein’, hangt nogal af van de werking waarop je terecht komt. Die verscheidenheid is op zich geen probleem, maar tussen werkingen onderling verschillen de speelkansen die kinderen hebben wel enorm. Hoe zit het juist met de vrijheid op het vakantiespeelplein? Sluit het aanbod voldoende aan bij het eigen spel van kinderen? Gaan animatoren flexibel om met wat vooraf gepland was? Mogen kinderen afhaken uit een activiteit omdat ze moe zijn of gewoon geen zin meer hebben?
Vanuit de beleving van kinderen staat het speelplezier centraal, en al wat in de weg zit, frustreert. Wachtmomenten, mank lopende activiteiten, te langdradige verzamelmomenten of een animator die roept: Stop eens met spelen en luister naar de uitleg.
We merkten ook hoezeer de terreinen variëren: van een speels landschap dat bewust afgestemd is op speelkansen, tot veeleer armzalige pleinen waarop het voor animatoren en kinderen behelpen is. Uitdagende buitenruimtes met niveauverschillen, voorzieningen om met water te spelen, om kampen, hutten en torens te bouwen, zijn slechts bij een derde van de werkingen voorhanden. Zeker het eigen spel van kinderen lijdt onder een weinig prikkelend terrein.