Buitenspelen in coronatijden
Vandaag is het Buitenspeeldag, maar deze dag ziet er heel anders uit vanwege de maatregelen tegen het Coronavirus. Verschillende steden en gemeenten hebben zich snel aangepast en organiseren een online buitenspeeldag met allerlei opdrachten en spelletjes, waarna ouders en kinderen filmpjes kunnen posten.
Intussen stelt zich natuurlijk wel de vraag hoe we ervoor zorgen dat buitenspelen in coronatijden zo weinig mogelijk virtueel blijft voor kinderen. Hoe gaan we om met de impact van de coronamaatregelen op het buitenspelen: de beschikbare ruimte, het onderlinge sociale contact, het gebrek aan houvast?
Spelen
Buitenspelen mag. Ook al is in ons kot blijven in principe de regel, de ‘buitenwandeling’ in gezinsverband was van meet af aan toegestaan in het Ministerieel Besluit van 18 maart. En zo maakten wandelende gezinnen plots deel uit van het – verder maar al te lege – straatbeeld. Al snel werd het berenjacht-idee ook hier opgepikt om het wandelen voor kinderen leuker te maken. En meteen werd ons verzekerd dat joggen en fietsen niet alleen was toegelaten, maar zelfs aangeraden. Zo geschiedde.
Maar wat met de kinderen?
Als we nu zoveel volwassenen zien joggen of mountainbiken, zouden we net zo goed heel wat kinderen moeten zien buiten spelen.
Buiten spelen is voor kinderen wat joggen en fietsen is voor volwassenen: een broodnodige lichamelijke activiteit en uitlaatklep. Maar het is veel meer. Spelen is niet alleen de vanzelfsprekende fysieke activiteit voor kinderen, maar is ook essentieel voor hun welzijn, hun veerkracht, hun ontwikkeling. In hun spel hebben kinderen de dingen zelf in handen. Ze maken nieuwe werelden en gaan op in een realiteit die wellicht minder saai of minder angstaanjagend is dan de huidige. Het is ook dé context waarin ze zelf hun onderlinge sociale interactie regelen; dat is iets wat nu bijzonder sterk ingeperkt wordt en kinderen dan ook hevig raakt.
Kinderrecht
Spelen is helemaal niet triviaal. Maar krijgen kinderen net zoveel ondubbelzinnige mogelijkheden om te spelen als wie gaat joggen of fietsen? Sinds het vernieuwde ministerieel besluit van 3 april is niet alleen een ‘buitenwandeling’ toegestaan, maar mogen we ons ook buitenshuis begeven met het oog op ‘fysieke activiteit’. Evenzeer gelden ook dan de regels van afstand houden. Maar er is geen enkele reden om actief buiten spelen met ouders, broer of zus in de publieke ruimte te verbieden of scheef te bekijken.
Meer nog, spelen is een kinderrecht, dat door de overheid gegarandeerd moet worden.
Op het vrijwaren van de kinderrechten kunnen nu wel beperkingen op komen, en het sluiten van speeltuinen is daar een voorbeeld van, maar coronamaatregelen heffen het recht op buiten spelen niet zomaar op: de beperkingen moeten noodzakelijk en proportioneel zijn, zegt het VN-Comité voor de Rechten van het Kind in een document over de impact van COVID-19 op het leven van kinderen. Het comité wijst op de plicht om de maatregelen goed af te wegen, roept op om creatieve oplossingen te verzinnen om het recht op spel en vrije tijd te garanderen, én om de stem van kinderen ook nu mee te nemen. Kinderen zijn een kwetsbare groep die nu extra getroffen wordt door de maatregelen. Die zijn er heel snel gekomen, maar de duur ervan is langer dan verwacht en het einde is nog niet in zicht. Het mag duidelijk zijn dat bij de meest kwetsbare én zwaarst getroffen groepen die kinderen zijn die op een kleine oppervlakte voortdurend samen zijn met de andere gezinsleden. De kinderen die ook voortdurend thuis zijn, al dan niet met thuiswerkende ouders. De kinderen in een woning zonder tuin of terras, niet zelden gelegen in een buurt met weinig publieke ruimte.
Buitenspelen ondersteunen
Het is de verantwoordelijkheid van overheden en volwassenen om te zorgen dat kinderen kunnen blijven spelen, binnen en buiten. We zagen al prachtige initiatieven van jeugdwerkingen, jeugdhuizen en lokale en regionale overheden om speelgoed en knutselmateriaal te verdelen bij gezinnen die daar iets aan hebben. Maar spelen moet ook buiten kunnen. Buitenruimte geeft andere mogelijkheden om te spelen dan binnen, waar je niet kan rennen of springen, je minder kan uitleven. Enkele lokale overheden en organisaties stellen hun tuin of buitenruimte open voor gezinnen zonder tuin, zodat zij er ‘op reservering’ kunnen spelen en zich ontspannen. De overheid kan dit vergemakkelijken, ook voor private eigenaars die hun groene ruimte willen openstellen. Breder beschouwd is de straat, nu de speelpleinen verboden terrein zijn geworden, de meest voor de hand liggende plek voor het buitenspelen. Wat doen we, als samenleving, als overheid, om dat te vergemakkelijken? Hoeveel houvast geven we aan kinderen, en hoe duidelijk is het, voor kinderen en voor ouders, wat nu wel en niet kan?
Overheden en organisaties kunnen voor ruimte zorgen; tegelijk is het aan ouders om hun kinderen voldoende afstand te laten houden van andere kinderen. Dat mogelijke contact met andere kinderen van buiten het gezin is, zeker bij jongere kinderen voor wie het afstand houden moeilijk is, een heikele zaak. Spelen rijmt vaak niet met afstand houden; tikkertje of echt voetballen zijn uit den boze. Tennissen tussen dakterrassen is misschien wat te hoog gegrepen. Maar als we kinderen zien touwtje springen in hun eentje, als we ze zien fietsen, hinkelen, krijttekeningen maken, zingen of dansen … - dan kan dat prima met de nodige afstand. Ook hier kan het beschikbaar stellen van materiaal, zoals krijt, kinderen stimuleren om op straat te gaan spelen. Het geeft kinderen letterlijk houvast: ‘ga maar buitenspelen’ is in deze tijden een te vage boodschap.
Hier komt de overheid opnieuw in beeld. Denkt zij na over regelingen voor kinderen? Geeft ze daar duidelijke krijtlijnen in aan? Een balletje naar elkaar trappen of frisbeeën, waarbij je juist per definitie afstand houdt, kan dat? Hoe zit het, vanuit het gevaar op besmetting, specifiek voor kinderen onderling? Hoe moeten we de Nederlandse maatregel begrijpen waarbij kinderen onder de 12 nu wél weer balsporten mogen uitoefenen?
Schaarse publieke ruimte
Het is moeilijk om zonder meer lessen te trekken uit de coronacrisis. De situatie is uitzonderlijk en zonder vergelijk. Wél zet de crisis bestaande ongelijkheden scherper in het licht. Het belang van de openbare ruimte werd echt wel duidelijk in de dichtbebouwde stedelijke wijken, juist waar die publieke ruimte schaars is. Dat is overigens meestal ook precies waar de private ruimte schaars is: wie klein behuisd is en een eigen buitenruimte ontbeert, moet het doorgaans ook stellen met een beperkte openbare ruimte. Terwijl het net omgekeerd zou moeten. In een ruim huis met tuin is het, binnen en buiten coronatijden, een pak makkelijker om ‘thuis’ tijd door te brengen. De weinige hotspots in een dichtbebouwde wijk worden al snel te druk en ook zonder corona vallen ze vaak ten prooi aan claimgedrag. Daar zijn kinderen vaak de dupe van, met name jonge kinderen en meisjes. Moet samen met de ruimte ook de tijd in die ruimte of de toegang ertoe geregeld worden?
Mogelijkheden voor speelruimte
In verschillende steden ontstaan initiatieven om meer plaats te geven aan fietsers en voetgangers: omdat er nu minder auto’s zijn en meer zacht verkeer, en om zo makkelijker afstand te kunnen bewaren. Sommige wegen worden zelfs afgesloten voor autoverkeer, zoals rond het Woluwepark. En nu wordt heel de vijfhoek van Brussel tijdelijk omgevormd tot woonerf. Maar waarom de focus op mobiliteit – plaats geven aan zachte verplaatsingen – niet verbreden naar het benutten van de straten voor buitenspelen? De woonerfregeling die de makkelijkst haalbare optie is om straten meer verkeersluw te maken, is juist bedoeld om straten ook verblijfsplekken te laten zijn. Voetgangers mogen er de hele breedte van de straat gebruiken, de snelheid is er beperkt tot 20 km/u en bestuurders moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen. In wijken met beperkte publieke ruimte kan nagegaan worden of straten of stukken van straten niet afgesloten kunnen worden voor het verkeer, zodat kinderen daar veilig kunnen spelen. Meer fundamenteel kunnen initiatieven op korte termijn al nieuwe openbare ruimte creëren. In Kuregem wordt snel gewerkt aan nieuwe pleinen, worden 2 kilometer straten autoluw gemaakt met woonerfregeling, en worden er uitdrukkelijke verbindingen gemaakt tussen parken. Op langere termijn kan alleen meer, kwaliteitsvolle en gevarieerde publieke ruimte soelaas bieden in dichtbevolkte en dichtbebouwde wijken, zowel via parken en pleinen als in de straten zelf.
Laten we, op korte en op langere termijn, aan kinderen en al wie hen ondersteunt, houvast geven om ons aan te passen aan de nieuwe buitenspeelsituatie, en kinderen zowel fysiek als sociaal en mentaal zoveel als mogelijk ruimte gunnen.