Nadenken over risico's en speelkansen: hoe doe je dat?

Je wil aan de slag met de ideeën van onze posters? Top! Maar hoe kijk je naar risico's en hoe ga je er naar handelen?  We geven je hier alvast een paar handvaten:

Risico's zijn niet verboden!

Er bestaat een Belgische wetgeving over de veilige uitbating van speelterreinen. Deze heet ‘KB (Koninklijk Besluit) van 28 maart 2001 betreffende de uitbating van speelterreinen’. De bedoeling van die wetgeving is ervoor te zorgen dat de ‘uitbater’ nadenkt over risico’s en speelkansen en er zo voor ijvert dat het speelterrein enkel aanvaardbare risico’s bevat.
Elke uitbater van een speelterrein (de eigenaar van het terrein, het gemeentebestuur, de vzw die de terreinen beheert, …) is gebonden aan deze wetgeving.

Maar is het de bedoeling dat kinderen zich géén pijn kunnen doen?  Neen!
Spelende kinderen doen zich af en toe pijn, het maakt gewoon deel uit van hun spel!
Het KB is niet uitgedacht om de ultieme veiligheid na te streven, om elk mogelijk gevaar te voorkomen.

Een wetgeving voor speelruimte die de ultieme veiligheid wil nastreven zou niet enkel onrealistisch zijn, het is pedagogisch gezien ook niet gewenst! Kinderen moeten de kans krijgen tot risicovol spel. Via hun spel leren ze omgaan met gevaren en met risico’s. Spelen is de wereld verkennen. Je pijn doen maakt daar onverbrekelijk deel van uit.

De FOD Economie, die verantwoordelijk is voor de uitvoering en handhaving van dit KB, stelt in haar Handboek:
Een veilig speelterrein is een speelterrein dat bespeelbaar is met een aanvaardbaar risico.  De bedoeling van de regels is NIET ervoor te zorgen dat er GEEN ENKEL ongeval meer gebeurt op de Belgische speelterreinen, want een speelterrein waar geen enkel ongeval gebeurt, daar is iets mis mee. Hoogstwaarschijnlijk gaat het om een speelterrein waar geen enkel kind speelt.

Speelterrein zonder ongevallen = speelterrein zonder spel.
Kinderen proberen bij hun spel namelijk steeds de grenzen van hun kunnen te verleggen.  Het is daarbij niet te vermijden dat ze daarbij soms blauwe plekken oplopen of hun enkels  verzwikken. Iemand noemde dit “het recht op blauwe plekken”. Om dit recht te verzekeren  moeten speelterreinen en speeltoestellen uitdagingen aanreiken, inventiviteit aanmoedigen  en steeds nieuwe speelmogelijkheden laten ontdekken.

Dit zoeken en aftasten en uitproberen moet echter kunnen gebeuren zonder dat de kinderen  daarbij onredelijke risico’s lopen door factoren die zij vanuit hun leefwereld en kennis niet  kunnen inschatten. Verborgen gebreken kunnen nefaste gevolgen hebben voor de spelende  kinderen.

De bedoeling van de regels is om het algemene veiligheidsniveau van onze speelterreinen te  verbeteren, vooral door het wegwerken van gevaren die kinderen niet kunnen zien of niet  kunnen inschatten. De verhoging van het veiligheidsniveau mag echter niet leiden tot een verschraling van de speelwaarde.

Het hoofddoel van de reglementering is dodelijke ongevallen of ongevallen die blijvend letsel veroorzaken te vermijden.

Toch zullen bepaalde risico’s onaanvaardbaar zijn. Wanneer zijn risico’s ‘onaanvaardbaar’?

  • Een gevaar dat vrijwel zeker leidt tot een zwaar ongeval is ontoelaatbaar.
  • Een gevaar zonder speelwaarde is ontoelaatbaar.
  • Onveiligheid die op geen enkele manier verbonden is met speelwaarde is overbodig, en zal vrijwel zeker onaanvaardbaar zijn.

Hoe nadenken over risico's?

Ongetwijfeld wil een uitbater doen wat de wetgeving vraagt.
Welnu:

  • De wetgeving zegt NIET dat de ‘Topideeën’ op de miniposters verboden zijn!
  • De wetgeving zegt wél dat – wie zulke dingen aanbiedt – moet controleren of alle details een voldoende graad van veiligheid hebben.
De wetgeving laat toe dat de uitbater zélf alle veiligheidscontroles doet .
Toch is het veelal zo dat de uitbater daarvoor iemand anders inhuurt. Deze persoon wordt dan verondersteld de nodige risicoanalyse te doen.Maar pas op: niet iedere ingehuurde controleur is bereid om echt na te denken over speelkansen en risico’s!
Het is altijd slim om even na te gaan wie de jaarlijkse ‘periodieke controle’ van je speelterrein doet, en hoe deze persoon dat precies aanpakt.
Wellicht moet je er mee in gesprek gaan als je concrete ideeën wilt realiseren!


De wetgeving heeft het over ‘risicoanalyse’

Wil je een idee van de posters realiseren dan moet je (eigenlijk de uitbater of de persoon die door uitbater is ingehuurd) daar een risicoanalyse voor doen. Dat klinkt als een zwaar woord, maar het is eigenlijk niets anders dan gedetailleerd en stapsgewijs nadenken over gevaren, risico en speelkansen . Beschouw het als een soort ‘veiligheids-check’.

Gewone speeltoestellen uit de handel kan men in de regel controleren aan de hand van ‘speeltoestellennormen’ (dat zijn standaard-maatgevingen en constructiewijzen die speeltoestellenbouwers hanteren), maar voor de zaken die je op de posters terugvindt zal je met die normen wellicht niet veel kunnen doen en zal er meer ‘risicoanalyse’ nodig zijn: stapsgewijs, en met veel gezond verstand een redenering opbouwen en zo besluiten of het aanvaardbaar is of niet.

Risicoanalyse in stappen

Stap 1: Gevaren detecteren: Wat zijn mogelijke gevaren?

Hier vraag je je af: ‘Wat zullen kinderen doen met het ding, en welke vorm van ‘zich bezeren’ kunnen ze daarbij oplopen. Of anders gezegd: welk soort gevaar is aan de orde? -> bijvoorbeeld snijden, beknellen van een lichaamsdeel, valgevaar, hoofd stoten,…)

Pas op: als je een bepaald gevaar vaststelt heb je nog geen redenering gemaakt over risico’s (over de ernst of de waarschijnlijkheid, en zeker niet over de vraag of de risico’s al dan niet aanvaardbaar zijn… Dat gebeurt pas in de volgende stappen).

Stap 2: Risico inschatten: Wat zijn de precieze risico’s die vasthangen aan de gevaren?

Nu is het zaak verder door te redeneren op die gevaren: met name wat zijn de precieze risico’s die ‘vasthangen’ aan de gedetecteerde gevaren? Risico wordt feitelijk vooral bepaald door ‘ERNST’ en ‘WAARSCHIJNLIJKHEID’.

  • De ERNST van het gevaar: hoe ernstig zijn de te verwachten ongevallen? Hoe groot is het te verwachten letsel?
  • De WAARSCHIJNLIJKHEID dat dit ongeval zich zal voordoen: Hoe groot is de kans dat een gebruiker dit ongeval zal voorhebben?

Stap 3: Risico’s evalueren: Bepalen of de risico’s aanvaardbaar zijn of niet?

Waar we in Stap 2 al een eerste inzicht ontwikkelden over risico (ernst van een ongeval, hoe groot is de kans dat het letsel zich zal voordoen?), zullen we in stap 3 besluiten of het risico al dan niet aanvaardbaar is.

Blijkt het risico beperkt (omdat het te verwachten letsel beperkt is en/of de kans dat het ongeval zich voordoet klein is, …) dan zal je wellicht kunnen besluiten dat het risico ‘aanvaardbaar’ is1.
In het handboek (handboek veiligheid van speelterreinen https://economie.fgov.be/nl/publicaties/handboek-veiligheid-van dat de overheid uitgaf staat op p.32-34 zelfs een manier om risico te berekenen, waarbij je een cijfermatige score bekomt. Een laag cijfer is ‘wellicht aanvaardbaar’, een hoger cijfer is niet aanvaardbaar en vraagt aanpassingen (zogenaamde preventiemaatregelen. Zie hierna, stap 4).

Nadenken over de speelwaarde is nodig in deze stap!
Ook als het risico iets hoger is kan het toch aanvaardbaar zijn! Dat heeft alles met de speelwaarde te maken.

Een voorbeeldje: Kampen bouwen met rondhouten palen is een zinvolle bezigheid, een bezigheid met speelwaarde. Natuurlijk kan men zich bezeren aan het gewicht van de paal. Maar de ernst van het gevaar en de kans op ernstige kwetsuren is voldoende klein ten opzichte van de speelwaarde die wordt aangeboden.

Kortom: Bij een goede aanpak van stap 3 zal men speelwaarde en risico ten opzichte van elkaar afwegen.
Een goed evenwicht tussen speelkansen en risico geeft een ‘aanvaardbaar risico’.

Stap 4: En wat als je oordeelt dat het risico toch onaanvaardbaar is?

Indien je moet oordelen dat het risico niet voldoende aanvaardbaar is hoef je niet het hele idee te verwerpen.
De wetgever stelt hier het principe van ‘ preventiemaatregelen’ voor. Dat zijn ingrepen waardoor je het risico-niveau vermindert. Met preventiemaatregelen zorg je dat de ernst van een ongeval vermindert en/of dat de kans op een ongeval vermindert.

Dat kan bijvoorbeeld door een technische preventiemaatregel. ‘Iets veranderen aan de constructie waardoor het risico vermindert’ zeg maar. Maar bij jeugdwerkingen zoals bijvoorbeeld speelpleinwerking, jeugdbeweging of kinderopvang, kan dat ook op andere manieren:

  • organisatorische preventiemaatregelen: dat zijn regels en afspraken. Door middel van deze regels en afspraken wordt er veiliger gespeeld (met andere woorden: we verminderen hierdoor de risico’s). Kinderen leren deze regels en afspraken en leren ze toepassen…
  • toezicht: Een aspect van toezicht is de opvolging van een voldoende graad van veiligheid: door middel van toezicht wordt er veiliger gespeeld.

Administratie van de risicoanalyse

Wil je helemaal in regel zijn met de wetgeving, dan moet je over je risicoanalyse administratie bijhouden. Je moet het bewijs kunnen geven dat de risicoanalyses zijn uitgevoerd.
Je kunt hier 2 dingen doen:

  • Schrijf zelf een verslagje uit van je aanpak van de stappen die hierboven beschreven staan,
  • De uitbater huurt iemand in (een derde) om jaarlijks te controleren. Dan kun je samen met die persoon het verslag opmaken, of minstens zorgen dat deze het nodige materiaal heeft om zijn/haar verslag op te maken.
Een GOUDEN TIP voor wie aan de slag gaat met risicoanalyse:
P
as het 4-ogen-principe toe.
Een risicoanalyse houden is altijd complex en nooit 100% objectief. Voor sommige moeilijke onderwerpen (denk bijvoorbeeld aan water, waar ‘kans op verdrinking’ een thema is in de risicoanalyse) is het slim om de risicoanalyse niet alleen te doen. Doe dit dus samen met anderen. Door samen je redeneringen op te bouwen, zal je risicoanalyse ongetwijfeld genuanceerder en beter worden.
Is er een preventieadviseur in het verhaal, of een ingehuurde controleur? Met hen kun je samen aan de slag!


Meer informatie?

Meer informatie vind je hier: