Stel jezelf in vraag... en 6 andere tips

Bij ontwerpen worden kinderen steeds vaker aan het woord gelaten: dat is belangrijk om een plek te doen wérken, maar het vraagt wel wat oefening. Hoe geef je ze een stem zonder ze te beïnvloeden? Dit zijn alvast een paar tips en tricks.

1.Kies je moment

In een ideaal scenario worden kinderen continu betrokken bij de besluitvorming. Om praktische redenen is dit niet altijd mogelijk, maar twee momenten zijn wel heel belangrijk. Het eerste is helemaal in het begin van het proces,wanneer de ruimte nog wordt geëvalueerd en de noden en behoeften in kaart worden gebracht. Het tweede moment is bij de toetsing van ontwerpschetsen of een eerste echte voorontwerp.

2.Creëer geen valse hoop

Elke bevraging heeft een duidelijke in- en uitleidingnodig, zodat kinderen een goed beeld hebben van de doelstellingen van het project. Schep geen verwachtingen die niet nagekomen kunnen worden. Maak de kinderen duidelijk dat sommige plannen veel tijd vragen, maar dat ze ook hun mening mogen geven voor de kinderen die nu jonger zijn dan zij, kleine broertjes of zusjes, jongere buurkinderen, …

3.Combineer meerdere technieken

Elke inspraaktechniek vraagt bepaalde vaardigheden van de deelnemers: bij een kaartoefening moet je goed kunnen ruimtelijk denken, bij groepsgesprekken moet je verbaal sterk zijn, bij een teken- of collage-oefening moet je overweg kunnen (en durven) met teken- en knutselmateriaal. Bouw dus voldoende variatie in, zodat iedereen aan bod kan komen.

4.Stel jezelf in vraag

Het is niet fout om zelf inzichten en ontwerpideeën te ontwikkelen of oplossingen te bedenken waarvan je vermoedt dat ze voor kinderen zinvol kunnen zijn. Beschouw ze wel altijd als hypothetisch: ze moeten de toets bij kinderen kunnen doorstaan. Hypotheses toetsen kan zowel impliciet (bijv. reageren ze er spontaan op of niet?) als expliciet (is dit eigenlijk een goed idee of niet?). Vraag jezelf bij de opbouw van een inspraaksessie voortdurend af of je de kinderen niet in een bepaalde denkrichting stuurt. Stel daarom eerst zo open mogelijke vragen, waarna je verder kan concretiseren.

5.Let niet alleen op wat ze zeggen

Ook non-verbale communicatie kan boekdelen speken. Kinderen reageren vaak direct en heel spontaanwanneer je iets voorstelt: hun enthousiasme,stilzwijgen of gelatenheid is een eerstegoede indicatie. Grijp die eerste spontane reacties aan om door te vragen. Beperk jouw observaties ook niet alleen tot de formele spreekmomenten. In het onderling gefluister van kinderen tijdens de sessie kan je heel wat waardevols horen.

6.Denk aan de verbindingen

Het gaat over speelweefsel, dus reflecteer niet enkel over plekken. Vergeet de verbindingen, hangplekken en afspreekplaatsen niet! Pols ook eens naar het groter geheel: in welke stad gaan ze winkelen, gaan ze wel eens ergens alleen naartoe met de trein…? Dit plaatst de plekken in perspectief.

7.Breng er sfeer in

Als je in een klascontext werkt, maak dan van bij het begin duidelijk dat je er bent om naar hen te luisteren en niet andersom. Creëer een sfeertje waarbij ze luisteren naar elkaar, maar dat spontane reacties zeker toelaat. Hier kan je immers veel uit leren.