Visie voor een 'Groen Speelweefsel'
1. Inleiding
Kinderen spelen. Omdat het leuk is, omdat het inherent is aan kind zijn. Ze spelen op elke plek die zij in het alledaagse leven tegenkomen. Spelen – en dan vooral buiten spelen – is noodzakelijk voor de fysische en sociale ontwikkeling van kinderen. Maar buiten spelen in het groen blijkt in de woonomgeving van kinderen van vandaag niet meer zo vanzelfsprekend. Met deze website willen we gemeenten aanmoedigen om werk te maken van een goed weefsel van groene speelplekken om kinderen (opnieuw) kansen te bieden op dagelijks speels contact met de natuur. Daarvoor stellen we volgende instrumenten ter beschikking, de meeste werden uitgewerkt door de projectpartners in het project “Spelen en ravotten in groen Limburg”:
- Quickscan voor het correct benoemen van speelplekken in de gemeente
- Interactieve Speelweefsel Kaart (ISK) om speelplekken en verbindingen online in kaart te brengen
- Dieptescan voor terreinen die een gefundeerde afweging van speelkansen en natuurwaarden vragen
- Inspirerende fiches over uiteenlopende types en varianten van groene speelplekken
- Een waaier aan inspirerend en verduidelijkend fotomateriaal, vrij te gebruiken
- Praktijkvoorbeelden uit de pilootgemeenten van het project, maar ook van groene speelplekken en verbindingen in Vlaanderen en daarbuiten
De focus van deze website ligt vooral op groene speelruimte, passend in het brede concept van speelweefsel. Voor een meer grondige en technische uitwerking, inclusief enkele cases (ook in stedelijke omgevingen) verwijzen we graag naar de publicatie “Speelruimte & planning, kwaliteiten en richtlijnen voor spreiding, inplanting en inrichting van speelruimten”, 78 pag., van Kind & Samenleving vzw (2011).
2. Speelweefsel,
Het concept ‘speelweefsel’ is gebaseerd op de vaststelling dat kinderen zich door hun omgeving bewegen en niet alleen in formele speelruimte spelen maar ook allerlei informele speelaanleidingen op hun traject vinden.
Speelweefsel = een netwerk van publieke plekken en verbindingen die betekenis hebben voor kinderen. Een speelweefsel omvat zowel formele speelplekken die speciaal ontwikkeld zijn voor kinderen als informele speelruimte en bespeelbare publieke ruimte waar kinderen medegebruikers zijn. Deze plekken moeten voor kinderen – liefst op eigen kracht – bereikbaar zijn. Er moet voldoende aandacht gaan naar veiligheid maar ook naar beleefbaarheid en speelwaarde.
Onze aanpak en instrumenten gaan vooral in op het uitbouwen van formele, vrij toegankelijke speelruimten, plekken waar kinderen de eerste gebruikers zijn en waar het duidelijk is dat je hier mag en kan spelen. Toch mogen we het belang van informele speelplekken zoals parken, pleinen, straten, stoepen, woonerven, braakliggende terreintjes en restruimten, zandbergen en parkings met bijvoorbeeld paaltjes als speelaanleidingen, niet negeren. Het gaat bovendien niet om een verzameling van losse speelplekken, maar om een ruimtelijk netwerk, een samenhangende structuur, een weefsel. Het speelweefselconcept vereist dan ook een uitdrukkelijke kindgerichte planning en inrichting van de woonomgeving. Het uitbouwen van een speelweefsel is in feite een manier om te werken aan een kindvriendelijk woonweefsel, groene ruimte en publieke ruimte waar ook kinderen als volwaardige burgers gebruik van kunnen maken.
Deze basisvisie veronderstelt enkele randvoorwaarden en kwaliteiten, een manier van werken.
Het uitbouwen van een goed groen speelweefsel
- is een gezamenlijk project van een gemeente, gebaseerd op een duidelijke visie en gedragen door diverse gemeentelijke diensten en actoren: jeugddienst, groendienst, technische dienst, dienst ruimtelijke planning / stedenbouw, politie, buurtwerk, enz.
- integreert de perspectieven van kinderen (hoe gebruiken zij de ruimte, wat vinden ze ervan, wat missen ze) door observatie, bevragingen, participatie, inspraak
- heeft aandacht voor een goede spreiding en inplanting van speelruimten (bereikbaar, zichtbaar, centraal gelegen tegenover wijken, langs bestaande kindvriendelijke verbindingen, …) en voor een aantrekkelijke variatie in inrichting en uitrusting van de speelruimten, rijk aan avontuur en natuur
Speelweefsel is bij uitstek een concept om koppelingen te zien en te werken aan verweving en multifunctionaliteit van publieke ruimten. Het is geen zaak van de jeugddienst alleen, maar vraagt nauwe samenwerking met andere gemeentelijke diensten en actoren. Denk aan de impact van ruimtelijke planprocessen, bosbeheerplannen of lastenboeken voor nieuwe verkavelingen. Denk aan acties met betrekking tot jeugd(werk), sport, scholen en schoolspeelplaatsen, veilig verkeer, speelstraten, trage wegen, toerisme, enz.
Om de perspectieven van kinderen op een goede manier in te brengen in het speelruimtebeleid en in concrete projecten, is een duidelijk inspraaktraject cruciaal. We verwijzen graag naar de publicatie “Over reuzenkaarten & wegvragertjes, inspraak van kinderen in publiekeruimteprojecten” 105 pag., van Kind & Samenleving vzw (2011). Deze publicatie geeft tien richtlijnen om participatie concreet te maken in publieke ruimte projecten, en biedt hiervoor 15 direct toepasbare technieken aan, inclusief voorbeelden, illustraties en uitgebreide stappenplannen.
Om te werken aan een betere spreiding van speelruimten, kan het helpen om uitspraken te doen over het bestaande en gewenste schaalniveau van speelruimten. Zijn deze bedoeld voor kinderen uit de straat, het bouwblok, de buurt, wijk, de volledige gemeente, of zelfs voor naburige gemeenten? De oppervlakte van het terrein bepaalt mee de schaalgrootte en draagkracht ervan. Als richtlijn zijn terreinen op straatniveau minder dan 600 m², op wijkniveau heb je minstens 1000 m² nodig en op stedelijk/ gemeentelijk niveau wordt dat 2000m² en meer. Het gemeentelijk grondgebied kan logisch worden opgedeeld in deelgebieden (bv deelgemeenten of wijken), waarbij ook de barrières zoals gevaarlijke wegen, spoorlijnen en water in kaart worden gebracht. Ook de inplanting van speelruimten is nauw verbonden met het gewenste schaalniveau. Indien de inplanting bijvoorbeeld enkel kleinschalige speelruimten toelaat (bv langs achterkanten van huizen) is het niet wenselijk hier veel uitrusting met spektakelwaarde te voorzien (waardoor het schaalniveau wordt opgetrokken). Omgekeerd wordt de potentie van terreinen met een uitstekende ligging en inplanting soms onderbenut. Een speelruimte in een centraal gelegen gemeentelijk park zal voor veel meer kinderen een betekenisvolle speelplek zijn dan een speelruimte aan de rand van een verkaveling. Groene speelruimte hoeft zeker niet verbannen te worden naar de minder druk bevolkte randen van de stad of gemeente, wel integendeel! Ook in stedelijke woonomgevingen, dorpskernen en verkavelingen hebben kinderen recht op ruimte om te spelen en contact met de natuur. En dit binnen hun eigen actieradius. Het occasionele weekenduitstapje met de ouders naar een provinciaal domein of een speelbos biedt heel andere speelervaringen dan het bosje in de eigen wijk, waar ze de hele zomervakantie zelf naartoe kunnen om aan hun kamp verder te bouwen. Het is daarom ontzettend belangrijk om in het hele discours van verdichting van de kernen, van stijgende grond- en woningprijzen enz. toch prioriteit te geven aan groene speelruimte, en net die goed gelegen plekken en ‘doorsteekjes’ te vrijwaren van bebouwing en in het speelweefsel op te nemen.
Visie op een paar ‘harde noten’
speelkansen versus natuurwaarden
Steile hellingen, oude bossen, beken en bronnen, … zijn vaak plekken met hoge en soms kwetsbare natuurwaarden, zeldzame diersoorten en planten. Laat dat nu net ook de plekken zijn die veel kinderen het fijnste vinden om te spelen. Een goede afweging van speelkansen en natuurwaarden is hier aan de orde, waarbij beiden hun waarde hebben. Het instrument “dieptescan” biedt hiervoor een leidraad. Men hoeft trouwens niet categoriek te kiezen voor het bestemmen van een terrein als formele speelruimte ofwel als natuurreservaat waar spelen verboden is. In heel wat gevallen kunnen beide functies perfect worden gecombineerd. Met een goede monitoring kan je opvolgen of de draagkracht van het gebied wordt overschreden. Zolang dat niet het geval is, kan het toelaten van spelende kinderen hier net een grote winst opleveren voor de natuur (en voor die kinderen ook). Want zijn het niet precies die speelse ervaringen in het groen die bij de natuurbeschermers van de toekomst de kiem leggen voor liefde en respect voor de natuur?
formele versus informele speelruimte
Vraag een groep volwassenen naar hun leukste speelherinneringen en je zal al snel merken dat de overgrote meerderheid van deze herinneringen zich niet afspeelt in de speeltuinen, speelpleinen, sportveldjes en officieel aangeduide speelzones in bossen. Dit collectief geheugen zit vol met beken, klimbomen, zandbergen, maïsvelden, bosjes met ‘eigenaar onbekend’, kikkerpoelen, bouwwerven ‘verboden toegang’, de ‘tuin van de pastoor’ en boomgaarden. Waarom zouden wij onze kinderen dan nu willen beperken tot het spelen in de eigen tuin en in de daarvoor speciaal bedoelde formele speelruimten? Echter, op de Interactieve Speelweefsel Kaart brengen we enkel de formele speelruimten en de publiek toegankelijke ruimte waar (ook) kan gespeeld worden in kaart, niet de informele speelplekjes. Toch is het belangrijk hier wel aandacht voor te hebben, deze plekken te kennen en te waarderen. Soms is het zinvol om zo’n plek te formaliseren, in andere gevallen doet dit meer kwaad dan goed. Hier komt ook een zekere vorm van gedoogbeleid bij kijken. Een evenwichtsoefening met de ogen gefocust op het belang van het kind.
veiligheid en aansprakelijkheid versus avontuurlijkheid
Goede ideeën voor avontuurlijke natuurrijke speelplekken botsen nog al te vaak op bezwaren vanuit het oogpunt van veiligheid en aansprakelijkheid. De uitbater van een speelplein moet er uiteraard voor zorgen dat zijn speelruimte veilig is voor ze in gebruik wordt genomen, en dat ze goed wordt gecontroleerd en onderhouden. Absolute veiligheid, zonder enig risico op ongelukjes, bestaat niet. De risico’s moeten echter van een aanvaardbaar niveau zijn. Een speelplek zonder risico is een speelplek waar geen kind (graag) speelt. Kinderen in contact laten komen met water, zand, aarde, vuur, hellingen, bomen, kruiden, bloemen, brandnetels en doorns is een waardevolle investering in een veilige toekomst. Wie een pijntje heeft gevoeld, herkent dit gevaar in de toekomst. Wie gewend is rond elk gevaar een hek te zien, en onder elke hoogte een rubbertegel, kan uiteindelijk niet meer op zichzelf passen in een ‘normale’ omgeving.