De verkaveling eet zichzelf op (en ook de volgende generatie)

Met de betonstop wil Minister Schauvliege de verrommeling van Vlaanderen tegengaan en vermijden dat open ruimte wordt aangesneden. Volgens haar is er een ‘cultuuromslag’ nodig om te voorkomen dat nog meer Vlamingen op de buiten gaan wonen en lintbebouwing erbij komt. Daarvoor gaat zij zelfs de boer op om met mensen en verenigingen te praten (zie DS van 6 februari).

De vraag is inderdaad: zit de volgende generatie van kinderen en jongeren in verkavelingsvlaanderen te wachten op zo een betonstop? Wel, het ziet ernaar uit dat die cultuuromslag voorzichtig bezig is. Kinderen en jongeren uit suburbaan Vlaanderen voelen aan dat het woonmodel van de nevelstad onder druk komt en zichzelf uitholt. Dichter bouwen op plaatsen met goed openbaar vervoer en voldoende basisvoorzieningen is dus ook voor kinderen en jongeren een goed idee. Maar dit betekent niet dat men daar mag verdichten tegen elke prijs.

Alarmbel in het gemeentehuis

Tussen 2013 en 2015 voerde Kind & Samenleving, met de steun van de Vlaamse overheid, een belevingsonderzoek uit bij ruim 600 kinderen en jongeren. In dertien typisch Vlaamse ‘nevelstadgemeenten’ zetten we een inspraakproces op met kinderen en tieners, met als belangrijkste onderzoeksvraag: ‘Hoe is het voor kinderen en tieners om te wonen in een suburbane context?’

Bij menig schepencollege sloeg het nieuws in als een bom: veel kinderen waarmee we spraken, vonden hun gemeente niet meer echt ‘landelijk en groen’. Met spijt en leed zien kinderen en tieners alle groene plekjes in hun woonomgeving verdwijnen, het autoverkeer toenemen, de hechte sociale verbanden afnemen,… Zelfs jeugdwerkleiders van achttien hebben hun dorp zien veranderen en kijken al met nostalgie terug op verdwenen de plekjes waar ze vroeger speelden.

Stad met twee gezichten

Ja, bij veel van deze kinderen en jongeren roept het beeld van de stad nog steeds niet bepaald veel fraais op: ‘weinig groen’, ‘te druk’, ‘te veel mensen’,... Op het eerste gezicht leken de meeste bevraagde kinderen en jongeren dan ook behoorlijk tevreden over hun woonlocatie in suburbia. Ze voelen zich veilig en geborgen in hun nevelstadgemeente, terwijl ze toch van de voordelen van de stad kunnen genieten.

Maar wie wat dieper graaft, merkt dat jongeren uit verrommelde verkavelingsgemeenten zich nauwelijks verbonden voelen met hun dorp of gemeente. Die binding is puur functioneel: het is handig om er te wonen, maar ook niet meer dan dat. Van veel fierheid of liefde voor hun dorp is weinig te merken. In tegenstelling tot hun leeftijdsgenoten in compactere dorpen, willen ze later niet per se in hun eigen gemeente blijven wonen.

De voorwaarde is ook dat de stad dichtbij en bereikbaar is. Zeker naarmate kinderen ouder worden, trekt de stad aan: om te shoppen, om evenementen bij te wonen, om uit te gaan of gewoon rond te hangen,… De stad is waar het gebeurt, maar veel tieners en jongeren geraken er niet op eigen kracht. Waar er wél frequente bus- en treinlijnen zijn, maken ze graag gebruik van het openbaar vervoer. Dan zijn ze niet steeds van hun ouders afhankelijk om ergens te geraken. Daarom is het ook voor kinderen en jongeren een goed idee om enkel te bouwen op plekken die goed verbonden zijn.

Verdichten: 'ja, maar…'

Compacte en goed gelegen woonkernen zijn dus de toekomst: alles en iedereen dichtbij. Met ruimte voor basisvoorzieningen voor kinderen en jongeren: een bibliotheek, een sportcentrum, jeugdlokalen en een cultuurzaal, de frituur waar ze zich welkom voelen,…

Dat zal ook véél 'dichter wonen' vragen. Aan dat idee moeten de meeste kinderen en jongeren nog erg wennen. In elk geval mag verdichten niet betekenen dat men die woonkernen helemaal dicht bouwt. Dat is nu wat te veel het verdichtingsmantra: elk bouwperceel binnen de kern moet bebouwd, zelfs al is het van cruciaal belang in het sociale weefsel.

Om gezinnen dichter te laten wonen, moet er ook iets in de plaats komen: voldoende kindvriendelijke open plekken in de buurt, een centraal wijkplein, veilige fietsverbindingen naar een uitnodigend buitengebied,... En hier en daar ook wat rommelplekken om kinderen en jongeren hun eigen ding te laten doen.

Next generation

Duurzaam plannen is plannen voor de volgende generaties. Die eerstvolgende generatie, de huidige kinderen en jongeren, moet nu in beeld komen. Misschien kan de Minister ook bij hen haar licht eens opsteken wanneer ze de boer op gaat. Hoe zien kinderen en jongeren het ‘dichter wonen’ in de toekomst?

Wouter Vanderstede

Foto (c) Carmen De Vos

Reacties

comments powered by Disqus