Waarom de Hollander niet meer mag vliegen

Welke herinneringen zullen onze kinderen later koesteren aan de tijd waarin wij hen overladen hebben met verse groenten, warme liefde en goede boeken? Afgaand op het enthousiasme waarmee wij nu Raider, Back tot the Future en Tiny in de armen sluiten, kan ik het antwoord wel ongeveer raden. Ooit zullen ze heimwee hebben naar K3, Paula Vanillepudding en hun zaklamp van de Minions. Zo gaat het immers: nostalgie strooit suiker over onze herinneringen, en dat verklaart wellicht waarom er vorige week zoveel deining ontstond toen de FOD Economie de Vliegende Hollander uit de speeltuin bande.

-“En nu komen ze daarmee af...? Ik heb er zoveel opgezeten als kind. Of hadden wij als kind een harder hoofd misschien??”

-“Wat een dikke zever allemaal. Dan hoop ik dat er morgen een gewonde valt door de belastingen. .. mogen ze van mij dan ook afschaffen.”

-“Als we alles super veilig gaan maken dan gaan ons kids nooit de echte gevaren leren kennen. Alles wat leuk is wordt verboden.

-WAAR HOUDEN ZE ZICH TEGENWOORDIG TOCH MEE BEZIG. BINNENKORT ALLEMAAL BRAAF OP HET WITTE LIJNTJE LOPEN, JE MOEST ER EENS NAAST STAPPEN EN UITSCHUIVEN

- “Absurdistan!”

-“Pampercultuur!”

Al wie ooit juichend op een familieschommel heeft gezeten, is straks veroordeeld tot heimwee naar iets wat niet meer bestaat. Het verzet is dus begrijpelijk, maar: er was wel degelijk een probleem met die Hollander. Omdat het speeltoestel niet op de energie van één kind bewoog, maar op die van de hele groep aan boord, had het een kracht die nauwelijks te controleren viel. Viel je eraf, of stond je er per ongeluk achter, dan kreeg je een dreun met de kracht van een stormram. Die impact was niet te vergelijken met de schade als je van een gewone schommel of een glijbaan tuimelde. De familieschommel was, met andere woorden, een gevaarte: iets van een generatie, waarvan we intussen hebben vastgesteld dat het niet veilig genoeg was. Zoals gocarts tegenwoordig niet meer met blote tandwielen rijden. Zoals wij niet meer mogen roken op kantoor. Voortschrijdend inzicht leert ons dat niet alles wat ooit leuk en spannend leek ook eeuwig en altijd houdbaar is.

Toch werpt de discussie wezenlijke vragen op. Als kinderen speelkansen moeten krijgen, hoeveel risico mogen ze dan lopen? Veilig doen kan iedereen: het volstaat om alleen nog maar dure, officieel gekeurde toestellen te kopen, ze op een vlakke valbodem te plaatsen en al het andere te bannen. Dan creëer je fantasieloze terreinen en nee: dat kan niet de bedoeling zijn. De wet op de uitbating van speelterreinen, die bijna vijftien jaar oud is, heeft helaas wel eens tot dat soort toestanden geleid. In essentie stelt die wet dat je als uitbater een evenwicht moet zoeken tussen de gevaren en de speelkansen voor kinderen, maar uit angst voor aansprakelijkheid gingen veel uitbaters al te nauw binnen de lijntjes kleuren. Plots moesten ook de kleinste risico’s wijken. In een buitenschoolse opvang verdwenen autobanden, waarmee kinderen vroeger zo leuk kampjes konden bouwen. Op een speelterrein werd een wat versleten schommel niet meer opgelapt, uit schrik dat hij toch nooit aan de standaard kon voldoen.

Kinderen speelkansen bieden, vraagt een voortdurend balanceren. Waar zitten de risico’s? Hoe waarschijnlijk is het dat er iets misgaat? Welke speelkansen ontneem je kinderen door iets te verwijderen? En kun je het gevaar verminderen? Het vraagt creativiteit én de bereidheid om flexibel te zijn. In Mechelen, bijvoorbeeld, stelde het stadsbestuur vast dat een standbeeld (een geel ‘Opsinjoorke’) niet veilig te beklimmen viel, terwijl kinderen er wel naartoe gezogen werden: in plaats van het klimmen te verbieden, hebben ze enkele aanpassingen gedaan. In Brugge zagen we hoe een kunstwerk op het water ook een hangplek mocht zijn voor tieners. In tal van Initiatieven Buitenschoolse Opvang merken we dat kinderen bomen, touwen en dekens en ja, ook autobanden mochten inzetten voor hun bouwondernemingen. Er worden geweldige speeltuigen ontworpen, en speelmoerassen, - wadi’s, en -bossen aangelegd die kinderen uitdagen tot avontuur. Tussen al wat verdwijnt, is het goed te zien dat er toch weer speellandschappen ontstaan waar kinderen de tijd van hun leven hebben. In het beste geval verzamelen ze er herinneringen die zo mooi zijn dat ook zij ooit de speeltuin van hun jeugd zullen verdedigen.

(Foto's:   speeltuin De Warande in Heule-Kortrijk, in de jaren 70, copyright Stad Kortrijk)

Reacties

comments powered by Disqus