​​Uit de speeltuin gevlogen

Ik denk dat ik vroeger nog een jongen van de schommel heb geduwd, en ik ben er zeker van dat ik meermaals oneigenlijk gebruik heb gemaakt van de glijbaan, de wip en de wiebelbrug, maar nooit was ik uit de speeltuin gevlogen. Ik dacht dat niemand ooit uit een speeltuin vloog, tot ik deze zomer naar Londen ging in het gezelschap van een dertienjarige, die nog liever haar smartphone opeet dan zich in de buurt van een schommel te vertonen. In mijn eentje liep ik dus binnen in het speelterrein bij Londen Eye, waar ik de palen bewonderde die zo kunstzinnig tegen elkaar stonden. Een vrouw van een jaar of dertig nam me bij de arm. ‘Hebt u het bord niet gezien?’ vroeg ze. Ik had geen bord gezien. Ik zie nooit borden als ik enthousiast ben. Toen duwde ze me zachtjes naar buiten en wees naar het plakkaat met instructies dat bij de omheining was opgehangen. Verboden voor kinderen ouder dan elf, stond er. En voor honden. En voor volwassenen zonder kind. Even verderop deed mijn tiener alsof ze me niet kende.

20140820_130702

Ik heb lang aangenomen dat een stad met veel speeltuinen per definitie kindvriendelijk is. Dat is natuurlijk niet zo. Speeltuinen geven een signaal dat kinderen er op de agenda staan, maar daarmee weet je nog niet welke agenda: net zo goed kunnen ze signaleren dat kinderen het liefst uit de publieke ruimte geweerd worden. Gelieve hier te spelen en vooral niet daar, want daar loopt ge in de weg van de mensen. Het zou ook kunnen dat er bedoeld wordt: blijf maar lekker hier, achter dat hek, want daarbuiten ligt de onherbergzame wereld. Het is het soort afbakening waar volwassenen nu eenmaal van houden, omdat ze duidelijkheid schept en de belofte van veiligheid en eenvoud inhoudt. Op een plek met voorzieningen verlopen de dingen – awel ja – zoals voorzien. Bovendien kun je er plakkaten hangen die zeggen wat de bedoeling is. Niet te luid roepen. Niet met een bal gooien. Niet fietsen. Gebruik de speeltuigen zoals ze bedoeld zijn. Niet met uw broer spelen, want die is al veertien en hoogstwaarschijnlijk zo’n irritante hangjongere. Soms is een speeltuin echt een manier om kinderen aan hun toestel te houden.

Gelukkig zijn kinderen geneigd zich daar niet al te veel van aan te trekken. Deze zomer gingen we voor ons e-zine Kind & Ruimte op zoek naar speelsporen, aanwijzingen in het landschap dat kinderen zich daar hebben uitgeleefd. Het werd een schitterende ervaring. Als je één keer op die manier naar een landschap hebt gekeken, dan verandert dat je blik voorgoed. Hoe een glijgootje naar de gracht verraadt dat daar met water is gespeeld. Of hoe een verzameling bessen onder een boom vertelt dat daar huisje is gespeeld. Hoe de stoep ruimte laat voor zandkastelen, skate-heuvels en kunstwerken.

Plots toont de openbare ruimte, in al haar rommeligheid, een zee van mogelijkheden. De zijkant van een stenen trap, die de sporen draagt van duizenden slierende bipsen. Het duistere bos met resten van een kampvuur. Of die rij stoelen op de Patersholfeesten in Gent. Natuurlijk was het niet de bedoeling dat de kinderen met die stoelen aan de haal gingen, maar ze hadden er te midden van het gewoel toch maar mooi hun kampje mee gebouwd. Even later waren ze weg, en hadden anderen de stoelen alweer ingepalmd. Je zou de vierentwintig uren van die stoelen willen volgen, maar bon, zoveel tijd hadden we nu ook weer niet. Vast stond dat die stoelenbende datgene deed waarin kinderen nu eenmaal onnavolgbaar zijn: de mogelijkheden opnieuw uitvinden. Het blijft een van de uitdagingen voor volwassenen om ze daar ook de ruimte voor te geven, omdat kinderen, net als zij, een mening hebben over wat er te gebeuren staat.

Reacties

comments powered by Disqus