Tegelplein of Torteltuin?

“Je wist niet wat je zag, als je in het park kwam! Allemaal grote mensen die spelletjes deden. Vijf dikke mevrouwen liepen in een kringetje en deden aftelrijmpjes. Eén heel oud heertje was bezig zandtaartjes te maken in de zandhoop, samen met een oud dametje. De dokter en de dominee deden haasje-over, de bakker en de slager zaten op een wip en overal hoorde je lachen en joelen.

Niemand deed meer aan werken. De mannen van de bulldozer waren vergeten dat ze de Torteltuin moesten opruimen.”

(Uit: Pluk van de Petteflet, Annie M.G. Schmidt)

Er zijn nooit uitvluchten nodig om een stukje Annie M.G. Schmidt op te diepen, maar toch: ik heb er twee. Ten eerste is het deze week twintig jaar geleden dat de schrijfster stierf, op de dag nadat ze 84 was geworden. En bovendien moest ik aan Pluk van de Petteflet denken tijdens een les aan de Technologiecampus in Gent, waar collega Wouter een college gaf over kindvriendelijk verkavelen. Toen hij in het vuur van zijn betoog foto’s van enkele speels aangelegde pleinen projecteerde, stak een studente haar hand in de lucht.

-‘Is dat nu niet erg kunstmatig?’ vroeg ze, en ze keek met afgrijzen naar het plein op de foto. ‘Dat je zo’n stenen plein aanlegt om te spelen? Wij gingen als kind gewoon in een boom spelen.’

Er ontstond animo in de klas. De vragen bleven komen. Heerlijk, daar houden wij van. “Zijn er nog plaatsen waar kinderen in de vrije natuur spelen?” “ Is een tegelplein wel een speelruimte?” En, de vraag is haast letterlijk zo oud als de straat: “Als de natuur verdwijnt, wat nemen we de kinderen dan af?” Plots leek het of ik de burgemeester uit Pluk hoorde, wanneer die beslist om de wilde Torteltuin dan toch niet door een tegelplein te vervangen: “Ik heb het nooit zo’n fijn idee gevonden om al die bomen om te hakken. Eigenlijk ben ik erg blij dat we een stukje echt bos overhouden. Voor de kinderen, om in de spelen. En voor de vogels, om nestjes te bouwen.”

Het valt me de laatste tijd wel vaker op, hoe snel we spelen zien als: zorgeloos struinen door de ongerepte natuur. Het is een diepgewortelde romantische gedachte en eerlijk, ook ik zie mijn dochter graag met kroos op de knieën en takjes in het haar thuiskomen. Alleen, het zou niet fair zijn om spelen daartoe te herleiden. Het is verleidelijk om de strijd voor speelruimte te verwarren met die voor natuurbehoud – terwijl ze natuurlijk allebei waardevol zijn. Als je ziet hoe intens er ook op goed aangelegde pleinen wordt gestoeid, op stenen trappen, tussen fonteinen, op stedelijke terrassen, dan moet daar toch iets anders op het spel staan.

Wat kinderen dan wél nodig hebben? Simon Nicholson, een architect, schreef er een betoog over met een prachtige titel: How not to cheat children. Daarin stelt hij dat we ons al te vaak laten vangen aan de gedachte dat alleen een bevoorrechte groep creatieve geesten (muzikanten, schrijvers, kunstenaars, ontwerpers…) dingen mag maken, mag experimenteren met vormen, woorden, noten, materialen om die samen te voegen tot nieuwe gehelen- mag spélen, dus - terwijl voor de rest van ons geldt: overal afblijven. Vooral voor kinderen is de wereld daardoor erg begrensd. Op veel plaatsen waar ze komen - scholen, ziekenhuizen, restaurants, musea… - zijn er nauwelijks voorwerpen die ze mogen aanraken, waar ze een beetje mee mogen prutsen, terwijl we weten dat alle kinderen graag experimenteren met losse onderdelen, met materialen, water, vuur, geluiden, geuren…

Creativiteit is een verzet tegen begrenzing. Spelen is dat ook. Het is niét netjes doen wat de bedoeling is, maar met de werkelijkheid aan de slag gaan. Net daarom hebben kinderen zo’n zwak voor de losse eindjes in onze maatschappij, de plas tussen de tegels, de gaten in de omheining, de rottende dennenappels in het bos en het verroeste colablik waar je tegenaan kunt trappen. Ze koesteren de rommel en het ruige, omdat daar zoveel meer speelruimte zit. Kinderen ruimte geven, is daarom niet zozeer een kwestie van natuur of beton, het gaat over de mate waarin we die losse eindjes toelaten, op alle terreinen van het dagelijkse leven. “Er is een groeiend bewustzijn dat de meest interessante en belangrijke losse elementen diegene zijn die we elke dag rond ons hebben, in de wildernis, op het platteland, de stad en het getto“, schreef Nicholson.

Overigens: de tekst van Simon Nicholson dateert uit 1971, net als Pluk van de Petteflet. Opmerkelijk hoe we over sommige thema’s maar niet uitgepraat raken.

(foto's: Diego Franssens, Lang leve het hangkind)

Reacties

comments powered by Disqus