De overkant

Ik was al een tijdje aan het praten met schrijfster en sociaal geografe Lia Karsten toen het me begon te dagen. Natuurlijk. Zij was degene van dat woord: de achterbankgeneratie. Karsten lanceerde het in 1995, om een generatie kinderen te omschrijven die door hun ouders overal naartoe werden gebracht. Ruim twintig jaar later, nu die kinderen intussen zelf aan het pamperen zijn, heeft ze een nieuw onderzoek over stadskinderen afgerond, en daaruit blijkt dat de trend alleen maar sterker is geworden. Ging het toen nog om een fenomeen van de middenklasse, dan zit nu stilaan een hele generatie kinderen op de achterbank – al is dat in de praktijk van de steden vaak het zitje achterop de fiets geworden.

Uiteraard ging daardoor veel verloren. Kinderen leverden bewegingsvrijheid in, en straatvaardigheid: ze zijn minder in staat om risico’s in te schatten, want dat doen hun ouders wel voor hen. Ze hebben bovendien nauwelijks nog spontane contacten met andere kinderen uit de buurt, met kinderen die niet vooraf door hun ouders werden uitgenodigd of niet in dezelfde hobbyclubjes zitten. Dat heeft ook onze samenleving veranderd. Waar kinderen niet meer buiten spelen, spelen we allemaal iets kwijt: hoe kun je bruggen slaan tussen bevolkingsgroepen als geen kind ooit nog de overkant van de straat bereikt?

Toch gaat het niet alleen maar om minder. ‘Achterbankgeneratie’ is een woord met een lelijke bijklank. Het doet denken aan hysterische ouders en etters van kinderen, maar we mogen niet blind blijven voor de andere kant van het verhaal. Dat kinderen intens kunnen genieten van de uitstapjes met mama en papa. En dat ouders niet alleen bezorgd zijn, maar ook gewoon graag bij hun kroost vertoeven. Er zit veel schoonheid en liefde in de gezinsuitjes, en dat zie je op vrije dagen in de stad: het is niet de angst die daar regeert, maar het plezier om samen onderweg te zijn. Het zou dan ook al te gek zijn om ouders nu te vertellen dat ze van hun kinderen weg moeten blijven.

Als het gaat over de autonomie van kinderen, zijn er geen eenvoudige antwoorden. Het is een verhaal van ouderliefde, bezorgdheid, maatschappelijke evoluties én van ruimte, want ook daar hebben kinderen veel ingeboet: niet alleen op straat, maar ook op het trottoir is het nu drummen voor een plekje. Een van de oplossingen die Karsten naar voren schuift, is om de trottoirs en de directe omgeving van de huizen weer beter bespeelbaar te maken. Als je kinderen ruimte geeft bij de voordeur, dan kunnen ze daar terecht in de kleine pauzes tussen school, uitstapjes en hobby’s in. Ze zijn net dicht genoeg bij huis, de drempels zijn net laag genoeg om ook ouders gerust te stellen. En nee, zo heroveren ze geen kilometers, maar er ligt daar een mogelijkheid tot contact. Misschien moeten we durven geloven dat ook de kleinste ingrepen voor een samenleving een groot verschil kunnen maken.

PS: Het interview met Lia Karsten leest u in ons e-zine QuaJong!

Tekst: Kaat Schaubroeck. Foto: Carmen De Vos

Reacties

comments powered by Disqus